Een aanrijding met de ambulance, een ongeval zit in een klein hoekje
Met spoed op weg naar een zwaargewonde patiënt, de optische- en geluidssignalen staan aan. Maar dan steekt plotseling een fietser over. Door de aanrijding is de fietser zwaargewond. De politie is onmiddellijk ter plaatse en start het onderzoek naar de oorzaak. Wat zijn de rechten en plichten van de ambulancechauffeur bij zo’n ongeval?
Door Achilles Damen, verkeersofficier van justitie en Jan Visser, beleidsmedewerker, beiden werkzaam bij Parket CVOM, het landelijk verkeersparket van het Openbaar Ministerie.
Kader
Jaarlijks zijn er gemiddeld zo’n 50 voorrangsvoertuigen betrokken bij een verkeersongeval. De meest recente telling dateert van 2014 en 2015. Toen was er bij 47 van de totaal 107 ongevallen een ambulance betrokken. In beide jaren hebben al die 107 ongevallen geleid tot één geregistreerd dodelijk slachtoffer en 80 gewonden, van wie 42 personen naar het ziekenhuis zijn gebracht voor onderzoek en/of opname. Van de 80 gewonden waren er 44 hulpverlener, van wie er zeven werkten voor een ambulancedienst.
Bron: Instituut voor Fysieke veiligheid, Ongevallenstatistiek voorrangsvoertuigen 2014-2015 (Arnhem, 2017).
Om maar meteen met de deur in huis te vallen; wanneer een voorrangsvoertuig met spoed naar een mogelijk zwaargewonde patiënt rijdt en betrokken raakt bij een verkeersongeval, kan de bestuurder* vervolgd worden. Bijvoorbeeld voor gevaarlijk rijgedrag (art. 5 Wegenverkeerswet 1994 (WVW)) of voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij iemand om het leven is gekomen of zwaargewond is geraakt (art.6 WVW). Alleen als de bestuurder de optische- en geluidssignalen gebruikt, alleen dan is de ambulance een voorrangsvoertuig. De politie zal dan een onderzoek starten naar de oorzaak van het ongeval. Daarbij worden zowel de technische gegevens onderzocht, bijvoorbeeld hoe hard reed de ambulance, zijn er sporen op de weg, maar ook de tactische gegevens. Het tactisch onderzoek bestaat uit het horen van getuigen, zoals de verpleegkundige. Ook de verdachte wordt gehoord en dat kan de ambulancechauffeur zijn.
Verhoor
Wanneer u als bestuurder van de ambulance wordt verhoord als verdachte van het veroorzaken van een verkeersongeval, kan dit ter plaatse gebeuren, maar dat kan ook op een later moment. In bijzondere situaties kunt u zelfs worden aangehouden, wat wil zeggen dat u het politiebureau pas mag verlaten nadat het verhoor is afgerond. Vragen die tijdens het verhoor aan de orde zullen komen zijn bijvoorbeeld; hoe hard reed u, hoe gebeurde het ongeval, had dit voorkomen kunnen worden en waarom reed u als voorrangsvoertuig? De politie wil dat allemaal weten zodat de officier van justitie -en eventueel later de rechter- het belang van de spoedrit kan afwegen tegen de belangen van de verkeersveiligheid. Bij de vragen waarom u als voorrangsvoertuig reed komt ook aan de orde welke medische noodzaak er was. Uiteraard bepaalt u dan op basis van uw geheimhoudingsplicht wat u daar wel of niet over wilt zeggen. U kunt er voor kiezen om, voordat u de agenten spreekt, contact te hebben met een advocaat. Ook mag een advocaat aanwezig zijn als u verhoord wordt. Het verhoor wordt uitgeschreven in een proces-verbaal dat u mag lezen en daarna ondertekenen.
* Naast de ambulancechauffeur geldt dit ook voor o.a. Rapid Responders.
Officier van justitie
De politie stelt na het onderzoek een dossier samen met alle getuigenissen en bevindingen over het ongeval. Dit dossier wordt naar het OM gestuurd in de regio waar het ongeval plaatsvond. De officier van justitie bepaalt uiteindelijk of er iemand vervolgd gaat worden. Een vervolging na een ongeval is namelijk niet verplicht. Bij deze beslissing wordt rekening gehouden met zaken als: is er voldoende bewijs? Zijn er goede redenen waarom de bestuurder van het voorrangsvoertuig harder heeft gereden, of door rood is gereden? Daarbij let de officier ook op de ‘Brancherichtlijn Optische en geluidssignalen spoedeisende medische hulpverlening’ van Ambulancezorg Nederland. Als blijkt dat de chauffeur meer dan 40 km/uur boven de toegestane maximum snelheid ter plaatse heeft gereden, is dat in beginsel fout, zelfs met de optische- en geluidssignalen aan. Dat geldt ook als de ambulance sneller dan 20 km/uur een rood verkeerslicht heeft genegeerd. Al deze feiten neemt de officier van justitie mee in de beslissing een ambulancechauffeur die betrokken was bij een ongeval, wel of niet te vervolgen.
Strafbaar feit
Bepaalt de officier dat er vervolgd gaat worden, dan zijn er drie opties die ten laste gelegd kunnen worden:
- Overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit is het geval bij snelheidsovertredingen, geen voorrang verlenen, gevaarlijk inhalen, onnodig rechts houden of onvoldoende afstand houden. Op deze overtredingen staat een maximumstraf van twee maanden hechtenis en/of 3900 euro boete én een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar.
- Het in het gevaar brengen van het verkeer (art. 5 WVW). Dit wordt gezien als een overtreding. De maximumstraf is ook hierbij; twee maanden hechtenis en/of 3900 euro boete én een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar.
- Dood of ernstig letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW). Volgens de wet is dit een misdrijf. De straf die opgelegd kan worden is afhankelijk van de mate van schuld (reed de chauffeur aanmerkelijk onvoorzichtig, zeer onvoorzichtig of roekeloos en van de gevolgen voor het slachtoffer (overleden of de aard van de verwonding)). De straffen die in deze situaties opgelegd kunnen worden variëren tussen de anderhalf jaar en negen jaar gevangenisstraf en maximaal vijf jaar ontzegging van de rijbevoegdheid.
Voor de duidelijkheid, de straffen hierboven genoemd zijn maximum straffen. De rechter heeft ook de mogelijkheid voor een eigen invulling. De minimumstraf, na schuldigverklaring door een rechter, is in dat geval één dag gevangenisstraf of hechtenis. Ook voor de rijontzegging geldt datzelfde minimum. Verder kan de rechter een taakstraf opleggen. Als u voor één van bovenstaande strafbare feiten wordt veroordeeld, volgt een aantekening in het justitieel documentatieregister. Die aantekening kan in de toekomst van invloed zijn op de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).
Zitting
Wanneer u een overtreding ten laste wordt gelegd, kan de officier van justitie de zaak zelf afdoen. Er wordt dan een strafbeschikking tegen u uitgevaardigd. Deze beschikking kan bestaan uit een geldboete én een ontzegging van de rijbevoegdheid voor maximaal zes maanden. In dat laatste geval moet de verdachte altijd door de officier gehoord worden. Er mag dan een advocaat aanwezig zijn.
De officier kan de zaak ook voorleggen aan de rechter. Bijvoorbeeld aan de kantonrechter. Deze rechter behandelt de zaak in zijn eentje. De uitspraak is meteen tijdens de zitting.
Wordt een chauffeur vervolgd voor dood door schuld, of het veroorzaken van zwaar letsel, dan wordt de zaak behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank. Hierin zitten drie rechters. De verdachte is niet verplicht bij deze zitting aanwezig te zijn. Tijdens de behandeling van de zaak wordt het politieonderzoek besproken. Zowel de verdachte als eventuele getuigen leggen een verklaring af. Ook het slachtoffer (of zijn/haar nabestaanden) mag op de zitting vertellen wat de gevolgen zijn geweest van het ongeval. Daarna geeft de officier van justitie zijn of haar visie op de zaak en zal een eis neerleggen. Ook de advocaat van de verdachte krijgt het woord. Tot slot heeft de verdachte de mogelijkheid voor een laatste woord voor de rechter. Daarna wordt de zitting gesloten en volgt veertien dagen later de uitspraak, die op een openbare zitting wordt uitgesproken.
Vervolging voor ongeval tijdens spoedrit
Er zijn recent geen rechtszaken geweest tegen ambulancechauffeurs voor het veroorzaken van gevaarlijk rijgedrag. Wel willen wij in dit artikel een uitspraak bespreken van de rechtbank Oost-Brabant over de vervolging van een politieman voor het veroorzaken van dood of letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW.) De uitspraak is van 28 maart 2017 en ging over een ongeval dat plaatsvond in mei 2016. Deze uitspraak is van belang omdat hieruit blijkt welk criterium de rechter hanteert.
Na een oproep van de meldkamer ging de verdachte agent samen met een collega naar een incident. De meldkamer had geen toestemming gegeven voor het voeren van optische- en geluidssignalen, maar deze stonden wel aan. Bij het passeren van een kruising reed de agent door rood en raakte hij met hoge snelheid een personenauto. De bijrijder in deze personenauto raakte gewond.
De rechter oordeelde dat de bestuurder van het voorrangsvoertuig zich er steeds van bewust moet zijn dat overige weggebruikers onvoorspelbaar kunnen reageren. Het is dan zelfs mogelijk dat overige weggebruikers het voorrangsvoertuig niet opmerken. Daarom mag een rood licht alleen genegeerd worden met een snelheid van maximaal 20 km/uur.
In deze casus stopte de verdachte niet voor het rode verkeerslicht en hij reed door rood met een aanzienlijk hogere snelheid dan 20 km/uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte agent daardoor zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend heeft gereden. De verdachte heeft daarmee zichzelf én zijn medeweggebruikers in een levensgevaarlijke situatie gebracht. En, voegt de rechtbank er aan toe, juist van een politieagent mag verwacht worden dat hij de veiligheid van anderen in acht neemt, ook al is de verdachte onderweg naar een levensbedreigende situatie. De chauffeur van de politieauto werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uur en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De rechter hield bij het bepalen van de straf er rekening mee dat de verdachte als politieman bezig was met zijn werk en dat hij deze verkeersfouten juist maakte ten behoeve van de veiligheid van anderen.
Uit deze, maar ook uit andere eerdere uitspraken in ongevalszaken blijkt dat de rechtbanken grote waarde hechten aan het volgen van de voorschriften uit de brancherichtlijn. Het volgen van deze voorschriften is een belangrijke factor bij de beoordeling van ongevallen van voorrangsvoertuigen.
Deze uitspraak is te vinden op www.rechtspraak.nl ECLI:NL:RBOBR:2017:1781
Een aanrijding, maar geen spoedrit?
Zonder het gebruik van optische- en geluidssignalensignalen zijn ambulances geen voorrangsvoertuigen. Op dat moment zijn zij dus gelijk aan andere weggebruikers. Dit houdt in dat bij een ongeval dezelfde verkeersregels gelden. De politie zal dan ook volgens deze regels onderzoeken welke weggebruiker zich niet aan de regels heeft gehouden, of er mogelijk vrijstelling van toepassing is, en waardoor het ongeval is ontstaan.
Passagiers zonder gordel in de ambulance?
Hoe vaak gebeurt het niet, een patiënt moet met spoed vervoerd worden in de ambulance en een familielid wil graag mee. Maar er is geen goede zitplaats met een gordel. Of voor (kleine) kinderen is geen goed kinderzitje in de ambulance, omdat daar geen ruimte voor is. Wat gebeurt er wanneer één van deze niet-liggende passagiers betrokken raken bij een ongeval met de ambulance? Is de ambulancechauffeur dan ook verantwoordelijk?
Het antwoord kan kort zijn: Ja. In de ambulance is alleen de hulpverlener vrijgesteld van de gordelplicht als dit nodig is voor de verzorging van de patiënt. Alle overige passagiers moeten plaatsnemen op de voor hen bestemde zitplaatsen. Het dragen van een gordel is daarbij verplicht. Dit geldt ook voor kinderen jongeren dan 18 jaar die kleiner zijn dan 1,35 meter en die nog in een kinderstoel of een kinderbeveiligingssysteem vervoerd moeten worden. Als er een speciale schoudergordel in de ambulance zit, dat moet de patiënt hier in liggen.
Ook in het verkeersstrafrecht geldt de regel dat de bestuurder van een voertuig een zorgplicht heeft voor de veiligheid van iedere persoon die wordt vervoerd. Bij de beoordeling van een ongeval zal zeker een rol spelen welke maatregelen zijn genomen voor de veiligheid van de vervoerde personen. Ook wordt beoordeeld of de chauffeur het rijgedrag voldoende heeft afgestemd op de wijze waarop de vervoerde personen wel of niet waren beveiligd.
Ook wij realiseren ons dat dit in de praktijk tot ingewikkelde situaties kan leiden. Want er zijn situaties denkbaar dat bijvoorbeeld een klein kind dat niet gewond is, nu eenmaal mee moet. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat de patiënt door het gescheiden worden van het kind in paniek raakt. En wanneer de ambulance dan bijvoorbeeld geen goedgekeurd kinderzitje of zittingverhoger heeft, kan dit voor de chauffeur een lastige verantwoordelijkheid zijn.
Wel moet daarbij rekening worden gehouden met de risico’s die het met zich meebrengt als een kind niet in een goedgekeurd kinderzitje of zittingverhoger wordt vervoerd. In de eerste plaats voor de veiligheid van het kind, maar ook voor de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de ambulancechauffeur.
Tot slot
Het besturen van een voorrangsvoertuig geeft naast rechten, zeker ook plichten. Bij een ongeval is de chauffeur aansprakelijk en hij kan als verdachte worden aangemerkt. De politie doet onderzoek, verhoort de chauffeur als hij verdachte is, hoort eventuele getuigen en dan is het aan het OM om te beslissen of tot vervolging wordt overgegaan, welke feiten ten laste worden gelegd en voor welke rechtbank de chauffeur moet verschijnen. Tijdens de rechtszaak vormen de brancherichtlijnen een belangrijk toetsingskader voor de rechter.
Voorkómen is natuurlijk beter dan vóórkomen, maar voor het geval het mis gaat, heeft dit stuk een beetje licht willen werpen op enkele juridische aspecten die daarbij een rol kunnen spelen.
Bron: artikel 58 en 59 van het RVV 1990 (Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990).